Home

Elke vennootschap die is onderworpen aan de Belgische vennootschapsbelasting of aan de belasting der niet-verblijfhouders, moet aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds. Aan dat fonds moet ze uiterlijk op 30 juni 2015 de vennootschapsbijdrage betalen. Sommige vennootschappen genieten echter van een tijdelijke dan wel een permanente vrijstelling.

Om het socialezekerheidsstelsel van de zelfstandigen te financieren

Elke vennootschap die is onderworpen aan de Belgische vennootschapsbelasting of aan de belasting der niet-verblijfhouders, moet binnen de drie maanden na de neerlegging van haar oprichtingsakte aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds. Aan dat fonds moet ze haar 'jaarlijkse bijdrage ten laste van de vennootschappen voor het sociaal statuut van de zelfstandigen' of kortweg de vennootschapsbijdrage betalen.

Bestaande vennootschappen en vennootschappen die hun rechtspersoonlijkheid verkrijgen in januari, februari en maart van het bijdragejaar, moeten hun bijdrage vóór 1 juli van het bijdragejaar betalen. Vennootschappen die rechtspersoonlijkheid verkrijgen vanaf 1 april moeten de vennootschapsbijdrage betalen uiterlijk op het einde van de derde maand die volgt op de datum waarop ze rechtspersoonlijkheid verwierven. De sanctie bij een laattijdige betaling bestaat uit een wettelijke verhoging van 1 % per maand vertraging.

Tijdelijke vrijstelling voor beginnende personenvennootschappen

Personenvennootschappen (zoals de BVBA, V.O.F., Comm.V) kunnen gedurende de eerste drie jaar van de vennootschapsbijdrage worden vrijgesteld. Aan die tijdelijke vrijstelling zijn voorwaarden verbonden die elk jaar opnieuw moeten worden vervuld: de personenvennootschap is als handelsonderneming in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) ingeschreven; en hun zaakvoerder(s) en de meerderheid van de werkende vennoten (die geen zaakvoerder zijn) zijn hoogstens drie jaar zelfstandige (incl. bijberoep, medewerking, ...) geweest, in een periode van tien jaar vóór dat de vennootschap rechtspersoonlijkheid heeft gekregen.

Vallen dus uit de boot voor deze tijdelijke vrijstelling: kapitaalvennootschappen zoals de NV en de Comm. VA; en burgerlijke vennootschappen onder handelsvorm (artsen en andere vrije beroepers).

Permanente vrijstelling voor vennootschappen in financiële moeilijkheden

Vennootschappen zijn de jaarlijkse vennootschapsbijdrage niet verschuldigd als zij zich in één van de volgende situaties bevinden:

  • ze zijn bij vonnis van de rechtbank van koophandel failliet verklaard;
  • ze maken het voorwerp uit van een procedure van gerechtelijke reorganisatie door een minnelijk akkoord, door een collectief akkoord of door overdracht onder gerechtelijk gezag, die de bevoegde rechtbank bij vonnis heeft geopend;
  • ze bevinden zich in een toestand van vereffening en het uittreksel uit de akte die de wijze van vereffening bepaalt, is gepubliceerd in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad.

Zij betalen geen vennootschapsbijdrage meer vanaf het bijdragejaar waarin ze zich in die situatie bevinden. De onbetaalde bijdragen van vorige jaren blijven wel verschuldigd.

De vennootschap die bewijst dat ze gedurende het volledige kalenderjaar geen enkele handels- of burgerlijke activiteit heeft uitgeoefend, kan ook worden vrijgesteld op basis van een attest van non-activiteit van het departement vennootschappen van de Administratie der Directe Belastingen.

Vennootschapsbijdrage in 2015

Successieplanning: een generatie overslaan = minder successierechten betalen

De opzet van successieplanning is zoveel mogelijk successierechten te besparen. Dat kan op verschillende manieren. Eén methode is zorgen dat dezelfde goederen niet twee keer, maar slechts één keer overgaan naar een andere generatie: dat kan bijvoorbeeld door uw vermogen rechtstreeks aan uw kleinkinderen na te laten. U slaat met andere woorden een generatie over, vandaar dat deze techniek ook wel "generation skipping" wordt genoemd.

Zonder successieplanning: goederen worden tweemaal vererfd

Als u geen stappen onderneemt, is het wettelijk erfrecht van toepassing. Dat wil zeggen dat uw kinderen uw erfgenamen zijn. Uw kleinkinderen zijn op hun beurt de erfgenamen van uw kinderen. Uw vermogen zal dus pas in twee stappen bij uw kleinkinderen terecht komen: eerst gaat uw vermogen naar uw kinderen (bij uw overlijden), daarna gaat het naar uw kleinkinderen (wanneer uw kinderen overlijden).

Het vermogen verandert tweemaal van eigenaar. Bij iedere overgang moeten er successierechten (nu in Vlaanderen 'erfbelasting' genoemd) worden betaald. In België worden de successierechten progressief berekend: hoe meer men erft, hoe hoger het tarief dat wordt toegepast en hoe meer belastingen men betaalt. Ook de graad van verwantschap heeft invloed op het tarief. De gunstigste tarieven gelden tussen echtgenoten, en tussen (groot)ouders en (klein)kinderen.

Voor (klein)kinderen wordt de nalatenschap eerst verdeeld in roerende en onroerende goederen. Vervolgens wordt de nalatenschap onder de kinderen verdeeld en wordt per kind de verschuldigde belasting berekend. (Nota bene: Vergelijk met neven en nichten waar eerst de belasting wordt berekend en daarna pas de nalatenschap wordt verdeeld onder alle erfgenamen. Zij erven dus samen: waardoor zij niet alleen een hoger tarief moeten betalen, maar ook sneller in een duurdere schijf vallen).

Tussen echtgenoten en in rechte lijn (van (groot)ouders naar kleinkinderen) gelden in het Vlaams Gewest deze tarieven:

  • op de eerste schijf van 0 tot 50.000 euro: 3 %;
  • op de tweede schijf van 50.000 tot 250.000 euro: 9 %;
  • op de derde schijf boven 250.000 euro: 27 %.

Direct aan de kleinkinderen nalaten: mogelijk, maar beperkt tot beschikbaar deel

Wie wel aan planning doet, kan er bijvoorbeeld voor kiezen een deel van zijn vermogen rechtstreeks aan de kleinkinderen na te laten.

Let wel op: kinderen zijn reservataire erfgenamen. Dat wil zeggen dat ze nooit helemaal kunnen worden onterfd. Ze hebben steeds recht op een reserve. Hoeveel die bedraagt, hangt af van het aantal kinderen: (i) bij één kind is de reserve gelijk aan de helft van de erfenis en is de andere helft vrij te verdelen, (ii) bij twee kinderen, is de reserve gelijk aan twee derde, dit wil zeggen ieder kind heeft recht op een derde van de erfenis en over het laatste derde kan vrij beschikt worden, (iii) bij drie kinderen, bedraagt de reserve drie vierde en heeft ieder kind recht op één vierde van de erfenis, het beschikbaar deel is dan het overblijvende vierde.

Dit is vooral een probleem als de reservataire erfgenaam zijn deel opeist. Als u goed aan successieplanning wil doen, kan u best alle partijen (kinderen en kleinkinderen) hierbij betrekken. Als uw kinderen het ermee eens zijn dat ze worden overgeslagen, kan u in de praktijk meer geven dan het beschikbaar gedeelte. U weet dan immers dat ze hun reservatair deel niet zullen opeisen ten nadele van hun kinderen.

Direct aan de kleinkinderen nalaten: meer erfgenamen, lager tarief

Een eerste voordeel is dat de meeste mensen meer kleinkinderen hebben dan kinderen. Daardoor wordt de nalatenschap verdeeld over meer mensen. Ieder erft dus wat minder, maar valt daardoor ook onder een lagere schijf en betaalt dus minder belasting.

Voorbeeld

De heer Peters heeft drie kinderen en acht kleinkinderen. Hij kan vrij beschikken over 288.000 euro aan roerende goederen (geld op rekeningen).

  • hij laat het geld na aan zijn drie kinderen: ieder kind krijgt 96.000 euro en betaalt daarop successierechten 1.500 euro ( = 3 % op de eerste 50.000 euro) + 4.140 euro (9 % op de volgende 46.000 euro) = 5.640 euro per kind. De drie kinderen betalen samen 16.920 euro erfbelasting;
  • hij laat het geld na aan zijn acht kleinkinderen: ieder kleinkind krijgt 36.000 euro en betaalt daarop successierechten 1.080 euro ( = 3 % op 36.000 euro, volledig in de eerste schijf). De acht kleinkinderen betalen samen 8 × 1.080 euro = 8.640 euro erfbelasting;

resultaat: door rechtstreeks aan de kleinkinderen na te laten, wordt er ruim 8.000 euro aan belastingen bespaard. Hoe meer er wordt nagelaten, hoe groter het verschil zal worden.

Direct aan de kleinkinderen nalaten: slechts één overgang en dus maar één keer belasting betalen

Een ander voordeel is dat over de nalatenschap maar één keer belasting moet worden betaald. Als u niets onderneemt, moet u twee keer langs de kassa passeren. Het vermogen wordt immers twee keer overgedragen. Uw kinderen betalen op het deel dat ze van u erven, daarna betalen uw kleinkinderen op wat ze van hun ouders erven.

Voorbeeld

Mevrouw Van den Eynde laat 150.000 euro na aan haar zoon, die betaalt op dat moment 1.500 euro (3 % op eerste 50.000) + 9.000 euro (9 % op volgende 100.000) = 10.500 euro erfbelasting. Haar zoon overlijdt enige tijd later en laat dezelfde som (150.000 euro) na aan zijn enige dochter. Zij betaalt op dat moment 10.500 euro (er wordt voor de tweede keer betaald op dezelfde som). Het vermogen is immers twee keer naar een andere generatie overgedragen. Als mevrouw Van den Eynde rechtstreeks aan haar kleindochter had nagelaten was de som van 10.500 euro erfbelasting slechts één keer verschuldigd geweest in plaats van twee keer.

Nota bene

Hoewel de voorbeelden hier zijn uitgewerkt voor het Vlaams Gewest, geldt de redenering ook voor inwoners van andere gewesten (Waals Gewest en Brussels Hoofdstedelijk Gewest): ook zij zullen successierechten besparen door aan generation skipping te doen. Het bedrag dat ze precies besparen zal uiteraard wel variëren aangezien er andere tarieven gelden.

Aangifte personenbelasting 2015: de nieuwigheden

Binnenkort moeten de aangiftes personenbelasting ingediend worden. Tijd om dus eens stil te staan bij de nieuwigheden in het aangifteformulier van dit jaar: dat zijn er immers heel wat. Dit is het gevolg van de zesde staatshervorming en de regionalisering van de personenbelasting die dit jaar voor het eerst hun weerslag krijgen in de aangifte.

De deadlines

De deadlines voor het indienen van de aangifte zijn:

  • wie op papier indient: 30 juni 2015;
  • wie de aangifte via Tax-on-web indient: 15 juli 2015;
  • mandatarissen: 29 oktober 2015

Nieuwe codes, nieuwe nummering

Er zijn dit jaar heel wat nieuwe codes bijgekomen in het aangifteformulier. Dat ligt onder andere aan het feit dat de belastingverminderingen voor hypothecaire leningen nu deels gewestelijk (de eigen woning) en deels federaal (de niet-eigen woning) zijn. Resultaat is dat dit ene vak al zo'n tweeënhalf bladzijden beslaat.

Onroerende inkomsten: een vak met minder codes

Opvallend is dat het vak van de onroerende inkomsten minder codes telt (er zijn er 15 verdwenen). Hoe komt dat? Wel, vanaf dit aanslagjaar zijn de inkomsten van de eigen woning vrijgesteld, zodat het KI (woning in binnenland) of de netto-huurwaarde (woning in buitenland) niet meer moet worden aangegeven. Daarnaast zijn de erfpacht- of opstalvergoedingen verhuisd naar een ander vak (vak IX).

Beroepsinkomsten

Ook in vak IV, dat de wedden, lonen en vervangingsinkomsten bevat, komen er nieuwe codes bij: voor de terugname van de belastingvermindering voor werkgeversaandelen, overuren en de werkbonus:

  • terugname belastingvermindering werkgeversaandelen via belastingvermeerdering: wie als werknemer aandelen koopt van de vennootschap waar hij voor werkt, kan (onder voorwaarden) recht hebben op een belastingvermindering voor langetermijnsparen. De werknemer moet de aangekochte aandelen dan wel minstens vijf jaar bijhouden. Als hij ze eerder verkoopt, verliest hij de belastingvermindering. Tot vorig aanslagjaar werd de vermindering teruggenomen door het bedrag te belasten als een bezoldiging. Omwille van de zesde staatshervorming is dat niet meer mogelijk. Daarom wordt de vermindering vanaf nu teruggenomen door een federale belastingvermeerdering;
  • overuren die recht geven op een overwerktoeslag in horeca en bouw: de drempel van overuren die in aanmerking komen voor een belastingvermindering is opgetrokken van 130 tot 180 uren. Let wel op: de uren moeten dan correct worden geregistreerd door de witte kassa of een werfregistratie;
  • verhoging van het percentage van de werkbonus: het belastingkrediet voor lage lonen werd vanaf 1 april 2014 opgetrokken van 8,95 % tot 14,40 %. Resultaat is dat in de aangifte de code voor dit krediet moet worden opgesplitst in de werkbonus toegekend voor en na deze datum.

De 'woonbonus' anno 2015

Wie een hypothecaire lening afbetaalt, heeft recht op een belastingvermindering voor de betaalde interesten en de kapitaalaflossingen. Voor de eigen woning (de woning die men zelf betrekt) is dat een gewestelijke vermindering (in te vullen in vak IX rubriek B), voor de niet-eigen woning is dat de federale vermindering (in te vullen in vak IX, rubriek C). Voor die verschillende mogelijkheden, bevat het aangifteformulier uiteraard ook verschillende codes. De interesten van een groene lening moeten dan weer worden ingevuld in rubriek A.

Wordt het daardoor ook ingewikkelder? Niet noodzakelijk. Wie nog altijd in dezelfde woning woont als vroeger, zal het invullen van de aangifte niet moeilijker vinden dan anders. Maar let wel op: de woning waar u tot nu toe in de woonde is nu de 'eigen' woning die moet worden aangegeven in de code voor de gewestelijke bonus (code 3370) en niet in de code van de federale woonbonus (1370) die u tot vorig jaar nodig had.

Het wordt wel wat complexer voor wie in de loop van het jaar verhuisd is van de eigen woning naar een niet-eigen woning of voor wie de eigen woning deels beroepsmatig is gaan gebruiken of voor wie zijn woning (gedeeltelijk) heeft verhuurd, ... Deze belastingplichtigen moeten meerdere rubrieken invullen en mogelijk beide codes gebruiken. De lening moet dan immers opgesplitst worden in een gewestelijk en een federaal gedeelte.

Het invullen van de rubriek voor de niet-eigen woning zal niet moeilijker zijn dan vroeger. Deze codes hebben immers hun oude nummering behouden.

Belastingverminderingen en belastingkrediet

Vak X bevat de verschillende belastingverminderingen, zowel de gewestelijke als de federale.

Ook hier wordt een beetje aan gesleuteld:

  • belastingvermindering voor PWA- en dienstencheques: vorig jaar werd het maximumbedrag van deze vermindering halverwege het jaar zo goed als gehalveerd. Daardoor was er een opsplitsing nodig van de rubriek in twee codes, voor uitgaven gedaan voor en na 1 juli 2013. Dat is nu niet meer nodig. Het wordt weer één code; 
  • belastingvermindering voor dakisolatie: dit is de enige overgebleven belastingvermindering voor energiebesparende uitgaven. De gewesten zijn er voor bevoegd. Belastingplichtigen moeten vanaf nu steeds zelf het bedrag van de vermindering waarop ze recht hebben berekenen, het is dus niet langer voldoende om het bedrag van de uitgaven aan te geven;
  • belastingkrediet voor de winwinlening: dit belastingkrediet wordt nu ook expliciet in een apart vak ondergebracht en staat niet langer bij de belastingverminderingen. Eigenlijk is dit slechts een esthetische ingreep. Deze fiscale incentive was vroeger al een belastingkrediet en werd steeds als dusdanig behandeld (verschil met belastingvermindering: krediet is terugbetaalbaar als belastingplichtige niet voldoende inkomen heeft om het volledig te benutten; het krediet heeft geen invloed op de aanvullende gemeentebelasting).

Buitenlandse bankrekeningen melden

Het was al langer de bedoeling dat belastingplichtigen met een bankrekening in het buitenland dat zouden melden. Sinds dit jaar is eindelijk duidelijk hoe dat moet: de gegevens van de rekening (rekeningnummer, houder, ...) moeten aan het centraal aanspreekpunt van de Nationale Bank worden gemeld, via de website of op papier. Dit moet uiterlijk gebeuren wanneer de aangifte PB wordt ingediend. Op de aangifte zelf moet dan het vakje aangekruist worden dat bevestigt dat men de melding heeft gedaan.

Â